Overweging
Ontferm U: zo klinkt de aanhef van psalm 51. Kerkelijk wordt hij gebeden als het ware onder het kruis, in de nabijheid van de doorboorde, in eenheid met zijn voltrokken offergebed. Psalm voor de veertigdagentijd, psalm voor elke dag en voor alle tijden. Volgens de Regel van Benedictus (6de eeuw) bidden we die psalm iedere morgen. Een biddend hart zal dus nooit ver van de woorden van deze psalm verwijlen: de psalm bezit de kracht om het zuiverste gebed in een hart vrij te weken en dit hart te brengen tot de diepste en hoogste vorm van rouw en lof, van vermorzeling en dankzegging, van sterke inkeer en van brede, blije zending.
(Benoît Standaert, psalmbespreking in Zacheüs)
EERSTE LEZING Hos. 6,1-6
Vroomheid wens Ik, geen offergaven.
Uit de Profeet Hosea
Zo spreekt de Heer :
“In zijn ellende
zal mijn volk Mij zoeken van de vroege morgen af
en zeggen :
“Kom, laten we terugkeren tot de Heer ;
Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons ook genezen ;
Hij heeft wonden geslagen, Hij zal ze ook verbinden.
“Na twee dagen maakt Hij ons weer levend,
op de derde dag laat Hij ons weer opstaan
om weer te leven voor zijn aanschijn.
“Wij willen de Heer liefhebben,
ons inspannen om Hem te kennen.
“En zeker als de dageraad vertoont Hij zich,
komt Hij over ons als de regen,
als de lenteregen die de aarde drenkt.
“Wat moet Ik met u beginnen, Efraïm ?
“Wat moet Ik met u beginnen, Juda ?
“Uw vroomheid is als de morgennevel,
als de dauw die vroeg in de morgen verdwijnt.
“Daarom heb Ik op u ingeslagen door de profeten,
heb Ik de dood gebracht door de woorden van mijn mond :
mijn oordeel brak door als het licht.
“Want vroomheid wens Ik, geen offergaven,
en liefde voor God méér dan brandoffers.”
TUSSENZANG Ps. 51(50), 3-4, 18-19, 20-21ab
In liefde heb Ik behagen, en niet in brandoffers
(Hos.6,6).
God ontferm U over mij in uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden.
In geschenken hebt Gij geen behagen,
wat ik U ook bied, Gij wilt het niet.
Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid,
een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.
Wees ook Sion in uw goedheid weer genadig,
bouw de muren van Jeruzalem weer op.
Dan ontvangt Gij alle offers die Gij hebt bevolen,
dan komt men weer offeren op uw altaar.
VERS VOOR HET EVANGELIE Am. 5, 14
Zoekt het goede en niet het kwade,
opdat gij leeft en God met u blijft.
EVANGELIE Lc. 18, 9-14
De tollenaar gaat gerechtvaardigd naar huis, maar niet de Farizeeër.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
In die tijd vertelde Jezus, met het oog op sommigen die,
-overtuigd van eigen gerechtigheid –
de anderen minachtten,
de volgende gelijkenis.
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden ;
de een was een Farzeeër en de andere een tollenaar.
“De Farizeeër stond met opgeheven hoofd
en bad bij zichzelf als volgt :
God, ik dank U dat ik niet zo ben als de rest van de mensen,
rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers,
of ook als die tollenaar daar.
Ik vast tweemaal per week
en geef tienden van al mijn inkomsten;
“Maar de tollenaar bleef op een afstand
en wilde zelfs niet zijn ogen opheffen naar de hemel ;
maar hij klopte zich op de borst en zei :
God, wees mij, zondaar genadig.
“Ik zeg u :
deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere ;
want alwie zich verheft zal vernederd,
maar wie zich vernedert zal verheven worden.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.