Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Overweging
Lucas heeft dit verhaal wellicht uit de traditie: de eerste heiden wordt gedoopt. De Ethiopische Kerk gaat nog verder: het geloof komt naar Afrika vóór het in Europa gebracht wodt. Maar is het niet eerder een verhaal voor elke dag? Twee mensen lopen hun eigen wegen. Plots kruisen ze elkaar en dat wordt telkens opnieuw een door God gegeven kans om het goede te doen, om God ter sprake te brengen. Soms zijn we Filippus, en brengen we God ter sprake. Een andere keer zijn we de Ethiopiër, en wordt God ons aangezegd.
EERSTE LEZING Hand. 8, 26-40
Als ge van ganser harte gelooft,
kunt ge gedoopt worden.
Uit de Handelingen van de Apostelen
In die dagen sprak een engel van de Heer tot Filippus :
“Begeef u op reis naar het zuiden
en ga de weg op die van Jeruzalem naar Gaza loopt :
deze is eenzaam.”
Hij begaf zich op reis.
Terzelfder tijd bevond een Ethiopiër zich op de terugweg
van een pelgrimstocht naar Jeruzalem ;
hij was een eunuch,
een hoveling van Kándake, de koningin van de Ethiopiërs,
en haar opperschatmeester.
Gezeten in zijn reiskoets was hij de profeet Jesaja aan het lezen.
De Geest sprak tot Filippus :
“Ga naar die reiskoets
en blijf in de nabijheid.”
Toe Filippus er naar toe gegaan was
hoorde hij hem de profeet Jesaja lezen.
Hij vroeg hem :
“Begrijpt ge wat ge leest?”
Maar de Ethiopiër antwoordde :
“Hoe zou ik dat kunnen,
als niemand mij daarin behulpzaam is?”
Hij nodigde Filippus uit in te stappen
en bij hem te komen zitten.
De schriftuurplaats die hij juist las was de volgende :
Als een schaap werd Hij ter slachtbank geleid ;
en evenals een lam, stom tegen zijn scheerder,
opende Hij zijn mond niet.
Door zijn vernedering is zijn vonnis voltrokken.
Wie zal zijn geslacht kunnen beschrijven ?
Want zijn leven wordt weggenomen van de aarde.
Nu richtte de eunuch het woord tot Filippus :
“Mag ik u vragen van wie de profeet dit zegt ?
Van zichzelf of van iemand anders ?”
Filippus begon te spreken
en uitgaande van deze tekst verkondigde hij hem Jezus.
Al voortreizende kwamen ze bij een water
en de hoveling zei :
“Hier is water.
“Wat is er op tegen dat ik gedoopt word?”
Filippus echter zeide :
“Al ge van harte gelooft
mag het.”
Hij gaf ten antwoord :
“Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.”
Hij liet de koets stil houden
en beiden, Filippus en de eunuch daalden af in het water
en hij doopte hem.
Toen zij uit het water gekomen waren
rukte de Geest des Heren Filippus weg ;
de eunuch zag hem niet meer,
en zette vol blijdschap zijn reis voort.
Filippus echter werd aangetroffen in Azótus.
Daar trok hij rond
en predikte de Blijde Boodschap in alle steden
totdat hij in Caesarea kwam.
TUSSENZANG Ps. 66(65), 8-9, 16-17, 20
Jubelt voor God, alle landen der aarde,
bezingt de heerlijkheid van zijn Naam.
of : Alleluia.
Prijst, alle volken, nu onze God,
verkondigt de faam van zijn daden.
Hij heeft ons leven steed weer gered,
en liet niet toe dat wij vielen.
Komt dan, dodvrezenden, luistert naar mij,
ik zal u verhalen wat Hij mij gedaan heeft.
Hem heeft mijn mond steeds om hulp gevraagd,
mijn tong heeft Hem altijd geprezen.
God zij geprezen, Hij wees mij niet af,
onthield mij niet zijn erbarmen.
ALLELUIA Apok. 1, 5ab
Alleluia.
Jezus Christus, getrouwe getuige,
eerstgeborene van de doden ;
Gij hebt ons liefgehad
en van de zonden verlost in uw bloed.
Alleluia.
EVANGELIE Joh. 6, 44-51
Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Johannes
In die dagen zei Jezus tot de menigte :
“Niemand kan tot Mij komen
als de Vader die Mij zond hem niet trekt;
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
“Er staat geschreven bij de profeten :
En allen zullen door God onderricht worden.
“Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft
komt tot Mij.
“Niet dat iemand de Vader gezien heeft :
alleen Degene die uit God is, heeft de Vader gezien.
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u :
wie gelooft heeft eeuwig leven.
“Ik ben het brood des levens.
“Uw vaderen die het manna gegeten hebben in de woestijn,
zijn niettemin gestorven ;
maar dit brood daalt uit de hemel neer
opdat wie er van eet niet sterft.
“Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald.
“Als iemand van dit brood eet
zal hij leven in eeuwigheid.
“Het brood dat Ik zal geven
is mijn vlees,
ten bate van het leven der wereld.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.