Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
OVERWEGING
Het boek Ruth vormt een idyllische novelle. Wat opvalt is de openheid waarmee het godsvolk iedereen aanvaardt die tot geloof komen. Ruth kiest voor het volk en de God van Israël: Waar u gaat, ga ik; waar u blijft, blijf ik. Uw volk is mijn volk, uw God mijn God. Door haar keuze wordt zij, die eens een heidense vrouw was, stammoeder van Israël: zij zal het leven geven aan de vader van David, Israëls grootste koning – niet toevallig in Betlehem. Voor het eerst in de geschiedenis van God en mens verschijnt deze plaats. Leest het verhaal van Ruth daarom niet als de eerste bladzijde van het kerstverhaal.
EERSTE LEZING Ruth 1, 1.3-6. 14b-16.22
Noömi keerde met Ruth,
de Moabitische, naar Betlehem terug.
In de tijd van de rechters brak er in het land
een hongersnood uit.
Een man, Elimélek, trok weg uit Betlehem in Juda
en hij vestigde zich als vreemdeling in de vlakte van Moab,
samen met zijn vrouw Noömi en zijn twee zonen.
Elimélek stierf
en zijn vrouw Noömi bleef achter met haar twee zonen.
Deze trouwden beiden met een Moabitische vrouw:
de ene vrouw heette Orpa, de andere Ruth.
Ongeveer tien jaar woonden zij daar.
Toen stierven ook de beide zonen
en bleef Noömi alleen achter,
beroofd van haar beide kinderen en haar man.
Samen met haar schoondochters
vertrok zij uit de vlakte van Moab,
want zij had gehoord
dat de Heer zich het lot van zijn volk had aangetrokken
en het weer te eten gaf.
Toen kuste Orpa haar schoonmoeder vaarwel,
maar Ruth klemde zich aan haar vast.
Noömi zei:
“Je schoonzuster keert terug
naar haar volk en haar goden.
Ga toch met haar mee!”
Maar Ruth antwoordde:
“Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat en terugkeer,
zover van u weg.
Waar gij gaat, ga ik;
waar gij blijft, blijf ik.
Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God.”
Zo keerde Noömi,
samen met haar schoondochter Ruth, de Moabitische,
uit de vlakte van Moab terug.
Zij kwamen in Betlehem aan bij het begin van de gersteoogst.
TUSSENZANG Ps. 146(145), 5-6, 7, 8-9a, 9bc-10
De Heer zal ik loven mijn leven lang.
Alleluia.
Gelukkig wie hulp zoekt bij Jakobs God,
zijn hoop stelt op God de Heer;
op Hem die hemel en aarde gemaakt heeft,
de zee met al wat daar leeft.
De Heer doet altijd zijn woord gestand,
verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
gevangenen geeft Hij de vrijheid.
De ogen van blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
De Heer behoedt de ontheemden.
De Heer geeft wees en weduwe steun,
maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is koning in eeuwigheid,
uw God, Sion, heerst over alle geslachten.
ALLELUIA Jak. 1, 21
Alleluia.
Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan
dat in u werd geplant,
en de kracht bezit
uw zielen te redden.
Alleluia.
EVANGELIE Mt. 22, 34-40
Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart,
geheel uw ziel en geheel uw verstand.
.
In die tijd toen de Farizeeën vernamen
dat Jezus de Sadduceeën de mond gesnoerd had,
kwamen zij bijeen en een van hen, een wetgeleerde,
vroeg Jezus om Hem op de proef te stellen:
“Meester, wat is het voornaamste gebod in de Wet?”
Hij antwoordde hem:
“Gij zult de Heer uw God beminnen
met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand.
Dit is het voornaamste en eerste gebod.
Het tweede, daarmee gelijkwaardig:
Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.
Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.