Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Overweging
De heersers van deze aarde mogen niet vergeten dat hun heerschappij door God gegeven is. Hoe groter de macht, hoe groter ook de verantwoordelijkheid. Misbruik van macht zal dan ook streng bestraft worden: in Gods ogen zijn diegenen die zich ontzettend belangrijk en machtig voordoen, maar tekort schieten in dienstbaarheid, het minst belangrijk. Van Jezus weten we dat wie nederig en onbelangrijk, klein en machteloos is, groot is in Gods ogen.
EERSTE LEZING Dan. 5, 1-6.13-14.16-17.23-28
Er verschenen vingers van een menselijke hand
die schreven op de muur.
In die tijd richtte koning Belsássar een groot feestmaal aan
voor duizend van zijn rijksgroten.
Hij dronk in tegenwoordigheid van de duizend gasten wijn
en onder invloed van de wijn gaf hij bevel
de gouden en zilveren vaten te halen,
die zijn vader Nabukadnéssar
uit de tempel van Jeruzalem had weggenomen.
Belsássar wilde met zijn rijksgroten,
zijn vrouwen en bijvrouwen uit dat vaatwerk drinken.
Men bracht dus de gouden en zilveren vaten,
die uit de tempel van Jeruzalem waren weggehaald,
en de koning, zijn rijksgroten,
zijn vrouwen en bijvrouwen dronken eruit.
En bij het drinken van de wijn
loofden ze de goden van goud en zilver,
van brons, ijzer, hout en steen.
Terwijl ze dat deden,
verschenen er vingers van een menselijke hand
en die schreven iets
op de gepleisterde muur van het koninklijk paleis,
juist tegenover de luchter.
De koning zag de schrijvende hand;
hij verschoot van kleur en raakte in verwarring,
zijn heupgewrichten verslapten
en zijn knieën stieten tegen elkaar.
Toen werd Daniël voor de koning geleid
en de koning zei tot hem:
“Zijt gij Daniël, een van de ballingen van Juda,
die de koning, mijn vader, uit Juda heeft weggevoerd?
Ik heb van u gehoord,
dat de geest der goden in u is
en dat ge begaafd zijt met inzicht,
verstand en buitengewone wijsheid.
Men heeft mij van u verteld
dat gij de dromen kunt verklaren en knopen ontwarren.
Welnu, als ge het schrift kunt lezen
en het mij verklaren, zult ge met purper worden bekleed,
de gouden keten om uw hals dragen
en als derde heersen in het koninkrijk.”
Daarop antwoordde Daniël aan de koning:
“Houd uw gaven en geef uw geschenken aan een ander.
Het schrift zal ik evenwel voor de koning lezen
en hem er de verklaring van geven.
Boven de Heer van de hemel hebt u zich willen verheffen;
u hebt het vaatwerk van zijn tempel laten halen
en u, uw rijksgroten, uw vrouwen en bijvrouwen
hebben er wijn uit gedronken;
goden van zilver en goud, van brons, ijzer, hout en steen,
die niet zien, niet horen en niets weten,
hebt u geëerd,
terwijl u de God
in wiens hand uw adem ligt en heel uw leven,
niet hebt geprezen.
Daarom heeft Hij die hand dit schrift laten schrijven.
En dit staat er geschreven.
Mene, mene, tekel ufarsin.
De verklaring ervan luidt:
mene: geteld heeft God uw regeringsjaren
en er een eind aan gemaakt;
tekel: gewogen zijt u op de weegschaal en te licht bevonden;
peres: verdeeld is uw koninkrijk
en aan de Meden en Perzen gegeven.”
TUSSENZANG Dan. 3, 62, 63, 64, 65, 66, 67
Looft de Heer, prijst en verheft Hem eeuwig.
Looft de Heer, klaarlichte zon en maan,
heldere sterren, prijst Hem.
Looft Hem, regen en dauw,
alle stormwinden, prijst hem.
Looft Hem, vuur en hitte,
koude en vorst, prijst de Heer.
ALLELUIA Lc. 21, 36
Alleluia.
Weest te allen tijde waakzaam en bidt
en dat wij stand mogen houden
voor het aangezicht van de Mensenzoon.
Alleluia.
EVANGELIE Lc. 21, 12-19
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen
omwille van mijn Naam :
geen haar van uw hoofd zal verloren gaan.
.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Zij zullen u vastgrijpen en vervolgen,
zij zullen u overleveren aan de synagogen en gevangen zetten,
u voor koningen en stadhouders voeren
omwille van mijn Naam.
Het zal voor u uitlopen op het geven van getuigenis.
Welnu, prent het u in,
dat gij dan uw verdediging niet moet voorbereiden.
Want Ik zal u een taal en een wijsheid geven
die geen van uw tegenstanders
zal kunnen weerstaan of weerspreken.
Ge zult zelfs door ouders en broers,
door bloedverwanten en vrienden overgeleverd worden
en sommigen van u zullen ze ter dood doen brengen.
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen
omwille van mijn Naam:
geen haar op uw hoofd zal verloren gaan.
Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.