10 Israël als voorbeeld
Broeders en zusters, ik wil graag dat u weet dat onze voorouders allemaal door de wolk werden beschermd en allemaal door de zee trokken, dat ze zich allemaal in de naam van Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. En ze aten allemaal hetzelfde geestelijke voedsel en dronken allemaal dezelfde geestelijke drank. Ze dronken uit de geestelijke rots die hen volgde – en die rots was Christus. Toch wees God de meesten van hen af, want hij liet hen bezwijken in de woestijn. Dit alles strekt ons tot voorbeeld: wij moeten niet uit zijn op het kwade, zoals zij. Dien geen afgoden, zoals een deel van hen, over wie geschreven staat: ‘Het volk ging zitten om te eten en te drinken en het stond op om te dansen’. Laten we geen ontucht plegen, zoals een aantal van hen, want daardoor stierven er op één dag drieëntwintigduizend. En laten we Christus niet tarten, zoals anderen deden want daardoor werden ze door slangen doodgebeten. En kom niet in opstand, zoals weer anderen deden, want daardoor werden ze door de doodsengel vernietigd. Wat hun overkomen is, moet ons tot voorbeeld strekken; het is geschreven om ons, voor wie de tijd ten einde loopt, te waarschuwen. Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt. U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan. Om deze reden moet u, geliefde broeders en zusters, u verre houden van afgodendienst. Ik spreek tot verstandige mensen, dus u kunt wat ik nu zeg naar waarde schatten. Maakt de beker waarvoor wij God loven en danken ons niet één met het bloed van Christus? Maakt het brood dat wij breken ons niet één met het lichaam van Christus? Omdat het één brood is zijn wij, hoewel met velen, één lichaam, want wij hebben alle deel aan dat ene brood. Kijkt u eens naar het volk van Israël. Hebben tempeldienaars die van de offers eten niet eveneens deel aan hetgeen geofferd wordt? Wat wil ik met dit alles zeggen? Dat offervlees een bijzondere betekenis heeft? Of dat afgoden echt bestaan? Dat niet, maar wel dat heidenen aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u één wordt met demonen. U kunt niet drinken uit de beker van de Heer en ook uit die van demonen, u kunt niet deelnemen aan de maaltijd van de Heer en ook aan die van demonen. Of willen we de Heer tergen? Zijn we soms sterker dan hij?
Het juiste gebruik van de vrijheid
U zegt: ‘Alles is toegestaan’. Zeker, maar niet alles is goed. Alles is toegestaan, maar niet alles is opbouwend. Wees niet op uzelf gericht, maar op de ander. U mag alles eten wat er in de vleeshal wordt verkocht; u hoeft niet omwille van uw geweten na te gaan waar het vandaan komt. Immers: ‘Van de Heer is de aarde en haar rijkdom.’ Wanneer een ongelovige u uitnodigt om bij hem te komen eten en u neemt zijn uitnodiging aan, kunt u rustig alles eten wat u aangeboden wordt. Het is niet nodig dat u omwille van uw geweten vraagt waar het vandaan komt. Maar wanneer iemand u erop wijst dat u vlees van offerdieren eet, laat het dan omwille van hem staan. Houd rekening met het geweten. Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander. Mijn vrijheid wordt door zijn geweten toch niet aangetast? Er is toch niemand die kwaad van mij kan spreken om wat ik eet, als ik God maar voor mijn eten dank? Dus of u nu eet of drinkt of iets anders doet, doe alles ter ere van God. Geef geen aanstoot aan de Joden, aan andere volken of aan Gods gemeente. Ikzelf doe dat ook niet. Ik wil iedereen ter wille zijn, in welk opzicht dan ook; ik zoek niet mijn eigen voordeel, maar dat van alle anderen, opdat ze worden gered. Dus volg mij na, zoals ik Christus navolg.
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan | De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. |