Eerste Lezing Jes. 7, 10-14
Zie, de maagd zal ontvangen
In die dagen sprak Jesaja tot Achaz: “Vraag de HEER, uw God, om een teken, hetzij hoog aan de hemel of diep in de hel.” Maar Achaz antwoordde: “Ik vraag niet om een teken; ik wil de HEER niet op de proef stellen.” En Jesaja sprak: “Luister dan, Huis van David, is het u niet genoeg mensen te ergeren, dat gij ook mijn God tot ergernis wilt zijn? daarom geeft de Heer u ook ongevraagd een teken: Zie, de maagd zal ontvangen en een zoon baren, en zij zal hem noemen ‘Immanuël’: ‘God-met-ons’.”
Tussenzang Ps. 40 (39), 7-8, 9, 10, 11
Ja, ik kom, Heer, om uw wil te doen.
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd,
maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend.
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij;
dus zei ik: ja, ik kom, zoals van mij geschreven staat:
Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde,
uw wet is in mijn hart gegrift.
In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt,
mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.
Ik hield uw weldaden niet in mijn hart verborgen,
uw trouw, uw bijstand maakte ik bekend.
Uw gunsten heb ik niet geheim gehouden,
noch uw getrouwheid, voor de mensen om mij heen.
Tweede Lezing Hebreeën 10,4-10
In de boekrol staat er over mij geschreven:
Ik ben gekomen, o God, om uw wil te doen.
Broeders en zusters,
Het is uitgesloten dat het bloed van stieren en bokken zonden zou wegnemen. Daarom zegt Christus dan ook, als Hij in de wereld komt: “Slachtoffers en gaven hebt Hij niet gewild, maar Gij hebt voor mij een lichaam bereid. Brandoffers en zoenoffers konden U niet behagen. Toen zei ik: Hier ben ik. Zoals er in de boekrol over mij geschreven staat: Ik ben gekomen , o God, om uw wil te doen.” Eerst zegt Hij: “Slachtoffers en gaven, brandoffers en zoenoffers hebt Gij niet gewild; die konden U niet behagen hoewel de wet voorschrijft dat ze gebracht moeten worden.” En dan zegt Hij: “Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen.” Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden. Door die wil zijn wij geheiligd, eens voor al, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
Vers voor het evangelie Joh. 1, 14ab
(Alleluia.)
Het woord is vlees geworden
en heeft onder ons gewoond.
En wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd.
(Alleluia.)
Evangelie Lc., 26-38
Gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen.
In die tijd werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria. Hij trad bij haar binnen en sprak: “Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u, Gij zijt de gezegende onder de vrouwen.” Zij schrok van dat woord en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: “Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en gij moet Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. En Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.” Maria echter sprak tot de engel: “Hoe kan dit geschieden daar ik geen man beken?” Hierop gaf de engel haar ten antwoord: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht, heilig genoemd worden, Zoon van God. Weet dat zelfs Elisabet, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand; want voor God is niets onmogelijk.” Nu zei Maria: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.” En de engel ging van haar heen.
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan | De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. |