Eerste Lezing I Kor. 15, 1-8
De Heer is verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen.
Broeders en zusters,
Ik vestig uw aandacht op het evangelie dat ik u heb verkondigd,
dat gij hebt ontvangen,
waarop gij gegrondvest zijt
en waardoor gij ook gered wordt:
in welke bewoordingen heb ik het u verkondigd?
Ik neem aan dat gij die onthouden hebt;
anders zoudt gij het geloof zonder nadenken hebben aanvaard.
Op de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd
wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen,
namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden,
volgens de Schriften,
en dat Hij begraven is,
en dat Hij is opgestaan op de derde dag,
volgens de Schriften,
en dat Hij verschenen is aan Kefas en daarna aan de Twaalf.
Vervolgens is Hij verschenen
aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk,
van wie de meesten nog in leven zijn,
hoewel sommigen zijn gestorven.
Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus,
daarna aan alle apostelen.
En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij,
de misgeboorte.
Tussenzang Ps. 19(18), 2-3, 4-5
Hun roep weerklinkt over heel de aarde.
Alleluia.
De hemel verkondigt Gods heerlijkheid,
het uitspansel toont ons het werk van zijn handen.
De dag roept het toe aan de volgende dag,
de nacht geeft het door aan de nacht.
Geen woord wordt gesproken, geen stem weerklinkt,
geen enkel geluid is te horen;
toch klinkt over heel de aarde hun roep,
hun boodschap dringt door tot de rand van de wereld.
Alleluia Joh. 14, 6b en 9c
Alleluia.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven,
zegt de Heer;
wie Mij ziet, Filippus, ziet de Vader.
Alleluia.
Evangelie Joh. 14, 6-14
Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet?
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen
zoudt gij ook mijn Vader kennen.
Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.”
Hierop zei Filippus:
“Heer, toon ons de Vader,
dat is ons genoeg.”
En Jezus weer:
“Ik ben al zo lang bij u
en gij kent Mij nog niet Filippus?
Wie Mij ziet, ziet de Vader.
Hoe kunt ge dan zeggen:
Toon ons de Vader?
Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?
Deze woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf,
maar het is de Vader die,
blijvend in Mij,
zijn werk verricht.
Gelooft Mij,
Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.
Of gelooft het anders omwille van de werken.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
wie in Mij gelooft
zal ook zelf de werken doen die Ik doe.
Ja grotere dan die zal hij doen
omdat Ik naar de Vader ga.
En wat gij ook zult vragen in mijn Naam
Ik zal het doen
opdat de Vader moge verheerlijkt worden in de Zoon.
Als ge Mij iets zult vragen in mijn Naam
zal Ik het doen.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aanDe Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.