Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Overweging
Vandaag lezen we over het verraad van Judas in de versie van Matteüs. We vertrekken vanuit de volgende zin: ‘Wel gaat de Mensenzoon heen, zoals van Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd! Het zou beter voor hem zijn, als hij niet geboren was, die mens’. Dit is een heel andere benadering dan die van Johannes. Het is ook een andere benadering dan de onze. Christenen huiveren en walgen al eeuwenlang van het verraad van Judas. Hier ligt veeleer de klemtoon op een ondraaglijk mysterie: op de nieuwtestamentische benadering van het vervullen van de Schriften. Hoe konden zij vervulling van de Schriften en persoonlijke verantwoordelijkheid samenbrengen? Alleen door het mysterie, mysterie te laten zijn, en beide elementen naast elkaar te vermelden.
EERSTE LEZING Jes. 50, 4-9a
Mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en bespuwden.
Uit de Profeet Jesaja
De Heer heeft mij gegeven
de tong van een goede leerling,
zodat ik de moedeloze toe kan spreken.
In de morgen wekt Hij mij op om te spreken,
in de morgen wekt Hij mij op om te luisteren,
zodat ik hoor wat een leerling hoort.
God de Heer heeft tot mij gesproken
en ik heb mij niet verzet,
ik ben niet teruggedeinsd.
Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen,
mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten
en mijn gezicht heb ik niet afgewend
van wie mij smaadden en bespuwden.
God de Heer zal mij helpen :
Daarom zal ik niet beschaamd staan.
Hij staat naast mij, mijn verdediger !
Wie durft mij aanklagen ?
Laat ons tegenover elkaar gaan staan !
Wie is mijn tegenpartij ? Hij trede op mij toe !
De Heer is mijn helper !
Wie overtuigt mij van schuld ?
TUSSENZANG Ps. 69(68), 8-10, 21bcd-22, 31, 33-34
Verhoor mij omdat Gij barmhartig zijt, Heer,
nu is het de tijd van genade.
Om U heb ik iedere smaad verdragen,
al steeg mij het schaamrood naar het gelaat.
Een vreemdeling werd ik voor mijn verwanten,
mijn eigen broers kennen mij niet meer.
De zorg voor uw huis heeft mij uitgeteerd,
op mij kwam de hoon neer van hen die U honen.
De smaad heeft mijn hart gebroken,
ondragelijk is het geschimp.
Ik wachtte vergeefs op deernis,
op troost, maar ik vond ze niet.
Zij deden vergif in mijn voedsel,
zij lesten mijn dorst met azijn.
Gods Naam zal ik loven in mijn gezang,
Hem dankbaar overal prijzen.
Ziet toe, geringen, en weest verheugd,
schept moed, gij allen die God zoekt.
God luistert naar wat een arme Hem vraagt,
vergeet zijn gevangenen niet.
VERS VOOR HET EVANGELIE
Brengen wij hulde aan onze Koning,
want Hij alleen heeft barmhartigheid betoond
voor onze schuld.
EVANGELIE Mt. 26, 14-25
De Mensenzoon gaat heen, zoals van Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie Hij wordt overgeleverd !
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Matteüs
In die tijd ging een van de twaalf,
Judas Iskariot geheten,
naar de hogepriesters en zei :
“Wt wilt ge mij geven als ik Hem u in handen speel ?”
Zij betaalden hem dertig zilverlingen uit.
En van toen af
zocht hij een gunstige gelegenheid om Hem over te leveren.
Op de eerste dag van het ongedesemde brood
kwamen de leerlingen Jezus vragen :
“Waar wilt Gij dat wij het paasmaal voor U gereed maken ?”
Hij antwoordde :
“Gaat naar de stad en zegt aan die en die :
De Meester laat weten :
Mijn uur is nabij;
bij u wil Ik met mijn leerlingen het paasmaal houden.”
De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen
en maakten het paasmaal gereed.
Toen de avond gevallen was
lag Hij met de twaalf leerlingen aan.
Onder de maaltijd sprak Hij :
“Voorwaar, Ik zeg u :
een van u zal Mij overleveren.”
Smartelijk getroffen begon de een na de ander Hem te vragen :
“Ik ben het toch niet, Heer ?”
Hij antwoordde :
“Die met Mij zijn hand in de schotel steekt
zal Mij overleveren.
“Wel gaat de Mensenzoon heen,
zoals van Hem geschreven staat,
maar wee de mens
door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd !
“Het zou beter voor hem zijn
als hij niet geboren was, die mens !”
Judas, zijn verrader, nam ook het woord en zei :
“Ik ben het toch niet, Rabbi?”
Hij antwoordde hem :
“Gij zegt het.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.