Overweging
We lezen deze week de eerste brief van Petrus, een geschrift uit de latere jaren van de eerste eeuw. De auteur (niet Petrus) heeft de naam Petrus als pseudoniem gebruikt. Deze brief is een zeer belangrijk document in het Nieuw Testament, geschreven voor christenen uit het heidendom, die een maatschappelijke en religieuze minderheid vormden. Reeds vanaf het begin zien we dat ze geen echte vervolging lijden, maar wel, als christenen, allerlei moeilijkheden ondervinden. De brief wekt hen op tot hoop en vertrouwen want een onvergankelijke erfenis is voor hen weggelegd. In de brief van Petrus worden de oudtestamentische profeten en de evangelisten in één adem vermeld. De auteur wil vooral de continuïteit tussen Oud en Nieuw Testament benadrukken. De redding die in Christus is gekomen, werd voorspeld en vervuld. Hoe richten wij ons leven in, vanuit het besef dat Christus ook ons verlost ?
EERSTE LEZING I Petr. 1, 3-9
Gij gelooft in Christus ofschoon Gij Hem niet ziet ;
hoe onuitsprekelijk zal
uw vreugde zijn
als gij het einddoel van uw geloof bereikt.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Petrus
Broeders en zusters,
Gezegend is God,
de Vader van onze Heer Jezus Christus,
die ons in zijn grote barmhartigheid
deed herboren worden tot een leven van hoop
door de opstanding van Jezus Christus uit de dood.
Een onvergankelijke, onbederfelijke, onaantastbare erfenis
is voor u weggelegd in de hemel.
In Gods kracht geborgen in het geloof
wacht gij op het heil, dat al gereed ligt
om op het eind van de tijd geopenbaard te worden.
Dan zult gij juichen,
ook al hebt gij nu als het zo moet zijn
voor een korte tijd te lijden onder allerlei beproevingen.
Maar die zijn nodig
om de deugdelijkheid van uw geloof te bewijzen,
uw geloof, dat zoveel kostbaarder is dan vergankelijk goud
dat toch ook door vuur gelouterd wordt.
Dan zal, wanneer Jezus Christus zich openbaart
lof, heerlijkheid en eer uw deel zijn.
Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben.
In Hem gelooft gij ofschoon gij Hem ook nu niet ziet.
Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn
als gij het einddoel van uw geloof bereikt,
de redding van uw ziel.
TUSSENZANG Ps. 111(110), 1-2, 5-6, 9, 10c
Altijd herinnert de Heer zich zijn verbond.
Alleluia.
De Heer wil ik danken uit heel mijn hart,
te midden der vromen, voor heel de gemeente.
Geweldig is alles wat Hij verricht,
de aandacht boeiend van elk die het nagaat.
Voedsel geeft Hij aan die Hem vereren,
altijd herinnert Hij zich zijn verbond.
Hij toonde zijn volk de kracht van zijn daden
en gaf hen het heidense land in bezit.
Hij heeft zijn volk verlossing gebracht,
voor eeuwig met hen zijn verbond gesloten ;
heilig en hooggeëerd is zijn Naam,
in eeuwigheid moet men Hem loven.
ALLELUIA II Kor. 5, 19
Alleluia.
God was het
die in Christus de wereld met zich verzoende :
en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee.
Alleluia.
EVANGELIE Mc. 10, 17-27
Ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
In die tijd begaf Jezus zich op weg
en er kwam iemand aanlopen
die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg :
“Goede Meester,
wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven ?”
Jezus antwoordde :
“Waarom noemt ge Mij goed ?
“Niemand is goed dan God alleen.
“Ge kent de geboden :
Gij zult niet doden,
gij zult geen echtbreuk plegen,
gij zult niet stelen,
gij zult niet vals getuigen,
gij zult niemand te kort doen,
eer uw vader en uw moeder.”
Hij gaf Hem ten antwoord :
“Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.”
Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak :
“Eén ding ontbreekt u ;
ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen,
daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel,
en kom dan terug om Mij te volgen.”
Dit woord ontstelde de man en ontdaan ging hij heen
omdat hij vele goederen bezat.
Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen :
“Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben
het Koninkrijk Gods binnen te gaan!”
De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei.
Daarom herhaalde Jezus :
“Kinderen,
wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
“Voor een kameel is het gemakkelijker
door het oog van een naald te gaan
dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.”
Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar :
“Wie kan dan nog gered worden ?”
Jezus keek hen aan en zei :
“Dit ligt niet in de macht van mensen maar wel in die van God :
want voor God is alles mogelijk.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.