Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Openingswoord
Hoe gaan wij om met het verschil tussen mensen?
Hoe gaan wij om met grenzen
die mensen verdelen en opsplitsen?
Jezus’ houding is voor ons een wegwijzer:
Hij staat open voor de ander,
voor ieders verhaal en verlangen.
Hij laat zich raken
door het vertrouwen dat Hij ontmoet.
Laten wij ons dan met geloof voor God plaatsen
en vragen wij om zijn aandacht en vergeving.
EERSTE LEZING Jes. 56,1.6-7
De vreemdelingen breng Ik naar mijn heilige berg.
Uit de profeet Jesaja
Zo spreekt God de Heer:
“Onderhoudt het recht en doet wat rechtvaardig is,
want mijn heil is in aantocht,
mijn gerechtigheid zal zich openbaren.
“De vreemdelingen die zich bij de Heer aansluiten
om Hem te dienen,
die zijn naam met liefde vereren
en zijn dienaren willen zijn,
allen die de sabbat onderhouden en hem niet onteren,
die trouw blijven aan mijn verbond,
hen breng Ik naar mijn heilige berg
en Ik geef hun vreugde in mijn huis van gebed.
“Hun brand- en slachtoffers
zullen Mij aangenaam zijn op mijn altaar,
want mijn huis zal worden genoemd:
een huis van gebed voor alle volken.”
Antwoordpsalm Ps. 67(66), 2-3, 5, 6 en 8
Keervers
Geef dat de volken U eren, o God.
God zij ons genadig en zegene ons,
Hij late zijn aanschijn over ons lichten;
opdat men op aarde uw wegen mag kennen,
in alle landen uw heil.
Laat alle naties van vreugde juichen
omdat Gij de volken rechtvaardig regeert
en alles op aarde bestuurt.
Geef dat de volken U eren, o God,
dat alle volken U eren !
God geve ons zo zijn zegen
dat heel de aarde Hem vreest.
TWEEDE LEZING Rom. 11, 13-15.29-32
God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping jegens Israël.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome
Broeders en zusters,
Ik, Paulus, richt mij nu tot u
die uit het heidendom gekomen zijt.
Ik ben weliswaar apostel van de heidenen,
maar ik schat dit ambt juist hierom zo hoog,
omdat ik hoop
daardoor mijn eigen volk tot naijver te prikkelen
en er althans enigen van te redden.
Want als hun verwerping de wereld verzoening heeft gebracht,
wat kan dan hun aanneming anders betekenen
dan leven uit de doden?
Maar god kent geen berouw over zijn genadegaven
noch over zijn roeping.
Zoals gij eertijds aan God ongehoorzaam zijt geweest,
thans echter, dankzij de ongehoorzaamheid van Israël,
ontferming hebt gevonden,
zo is thans Israël op zijn beurt ongehoorzaam geworden,
opdat het ten gevolge van de u betoonde ontferming,
eveneens erbarming zou vinden.
Zo heeft God allen in ongehoorzaamheid opgesloten
om allen in te sluiten in zijn ontferming.
Vers voor het evangelie Mt. 4,23
Alleluia.
Jezus verkondigde de Blijde Boodschap van het koninkrijk,
en genas alle ziekten onder het volk.
Alleluia.
EVANGELIE Mt. 15,21-28
Vrouw, ge hebt een groot geloof.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Matteüs
In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon.
Op een gegeven ogenblik
trad een Kananeese vrouw uit dat gebied naar voren,
luid roepend:
“Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David !
“Mijn dochter is van een duivel bezeten
en wordt verschrikkelijk gekweld.”
Maar Jezus gaf haar in het geheel geen antwoord.
Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek:
“Stuur die vrouw toch weg,
want ze blijft ons achterna roepen.”
Hij antwoordde:
“Ik ben alleen maar tot de verloren schapen
van het huis van Israël gezonden.”
Maar de vrouw kwam naderbij,
wierp zich voor zijn voeten neer en zei:
“Heer, help mij!”
Hij gaf haar ten antwoord:
“Het is niet goed
het brood dat voor de kinderen bestemd is,
aan de honden te geven.”
“Toch wel, Heer,- sprak zij –
want de honden eten immers toch ook de kruimels
die van de tafel van hun meesters vallen.”
Daarop zei Jezus haar:
“Vrouw, ge hebt een groot geloof!
“Uw verlangen wordt ingewilligd.”
En van dat ogenblik was haar dochter genezen.
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de zondagen.