Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
EERSTE LEZING Hebr. 13, 1-8
Jezus Christus is dezelfde gisteren,
vandaag en tot in eeuwigheid.
Uit de brief aan de Hebreeën
Broeders en zusters,
De broederlijke liefde
hoort bij de dingen die altijd moeten blijven.
En vergeet de gastvrijheid niet ;
daardoor hebben sommigen
zonder het te weten engelen onthaald.
Denkt aan hen die gevangen zijn
al waart ge met hen in de gevangenis,
en aan hen die mishandeld worden,
want ook gij hebt een lichaam.
Het huwelijk is iets kostbaars;
laten we het allen in ere houden en de trouw respecteren.
Gods oordeel zal komen over ontuchtigen en echtbrekers,
Leeft niet alleen voor geld,
wees tevreden met wat ge hebt.
God zelf heeft gezegd :
“Ik laat u niet alleen,
ik zal u nooit in de steek laten.”
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen :
De Heer is mijn helper ik heb niets te vrezen.
Wat kan een mens mij aandoen ?
Gedenkt uw leiders
die u het eerst het woord van God verkondigd hebben.
haalt u weer hun leven en de afloop van hun leven voor de geest;
neemt een voorbeeld aan hun geloof.
Jezus Christus is dezelfde
gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid.
TUSSENZANG PS. 27(26), 1, 3, 5, 8b-9abc
De Heer is mijn licht en mijn leidsman.
De Heer is mijn licht en mijn leidsman,
wie zou ik vrezen;
De Heer is de schuts van mijn leven,
voor wie zou ik bang zijn ?
Al staan boosdoeners in slagorde voor mij,
ik ben niet bevreesd,
al voeren zij oorlog met mij,
toch blijf ik vertrouwen.
In kwade dagen verleent de Heer mij beschutting,
Hij houdt mij verborgen binnen in zijn verblijf.
Uw aanschijn, Heer, tracht ik te zien,
wil uw gelaat niet verbergen voor mij,
verstoot mij, uw dienaar, niet in uw gramschap.
Want Gij zijn mijn helper, verjaag mij dus niet.
ALLELUIA JoH. 14, 5
Alleluia.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer :
niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Alleluia.
EVANGELIE Mc. 6, 14-29
Herodes zei : Het is Johannes, die ik onthoofd heb,
die verrezen is.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Marcus
Toen Koning Herodes over Jezus hoorde,
want zin naam was bekend geworden,
zei hij
“Johannes de Doper is verrezen uit de doden
en daarom werken die wonderkrachten in hem.”
Maar anderen zeiden :
“Het is Elia”,
en weer anderen :
“Hij is ee profeet zoals de andere profeten.”
Maar toe Herodes dit alles hoorde zei hij :
“Neen het is Johannes, die ik onthoofd heb,
die verrezen is.”
Herodes had namelijk zelf Johannes laten grijpen
en in de gevangenis in boeien geslagen omwille van Herodias,
de vrouw van zijn broer Filippus,
want hij had haar tot vrouw genomen.
Johannes had immers tot Herodes gezegd :
“Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.”
Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem doden,
maar zij kreeg geen kans
want Herodes had ontzag voor Johannes.
Hij wist dat hij een rechtschapen en heilig man was
en nam hem in bescherming.
Telkens wanneer hij hem gehoord had verkeerde hij in tweestrijd
maar toch luisterde hij graag naar hem.
Er kwam echter een gunstige dag,
toen Herodes bij zijn verjaardag
een maaltijd aanrichtte voor zijn hoogwaardigheidsbekleders,
zijn hoofdofficieren en de vooraanstaanden van Galilea.
De dochter van Herodias trad op met een dans
en zij beviel aan Herodes en zijn tafelgenoten.
De koning zei tot het meisje :
“Vraag me wat je wilt en ik zal het je geven.”
En hij bevestigde haar met een eed :
“Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven
al is het de helft van mij koninkrijk.”
Zij ging naar buiten en vroeg aan haar moeder :
“Wat zou ik vragen ?”
Deze antwoordde :
“Het hoofd van Johannes de Doper.”
Zij haastte zich naar binnen, naar de koning
en zei hem haar verlangen :
“Ik wil
dat u mij op staande voet
op een schotel
het hoofd van Johannes de Doper geeft.”
Dit deed de koning leed,
maar om zijn eed gestand te doen en ook wegens zijn tafelgenoten
wilde hij haar niet afwijzen.
Terstond stuurde de koning dus een lijfwacht
en gelastte hem het hoofd van Johannes te brengen.
De man ging en onthoofdde hem in de gevangenis.
Hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje;
het meisje gaf het weer aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen er van gehoord hadden
kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.