Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Overweging
Vooreerst een randbemerking: is het niet vreemd dat Petrus en Johannes – toch de grondleggers van de jonge christelijke Kerk – na Jezus’ dood en verrijzenis als vanouds naar de tempel gaan? Het is duidelijk dat de apostelen niet meteen het offerkarakter van Jezus’ sterven hebben begrepen, noch de gevolgen hebben ingeschat van het breken van het brood en het delen van de wijn. Ze kwamen wel samen om avondmaal te vieren ter gedachtenis van Jezus, zoals Hij het hen gevraagd had. Maar het was nog te vroeg om te beseffen dat dit ritueel ooit de liturgie van de Tempel zou vervangen.
Handelingen is het relaas van die evolutie, van een groeiend geloof in de verrijzenis. De leerlingen aarzelen, maar de Heer kent hun vallen en opstaan; keer op keer verschijnt Hij aan hen om duidelijk te maken dat Hij leeft. In het Emmaüsverhaal valt de nadruk op de reisweg die men moet afleggen om de nabijheid, de aanwezigheid van de Heer te ervaren. De leerlingen die op weg zijn naar Emmaüs lijken alleen nog maar verdriet, verwarring, ontgoocheling, heimwee met zich mee te dragen. Het zijn die situaties waarin de Heer Jezus aanwezig komt – in uiterst schamele tekens – en de moeizame weg met ons aflegt. Waar zie ik Jezus op mijn weg? Laat ik Hem daarop ten volle toe?
EERSTE LEZING Hand. 3, 1-10
Wat ik heb geef ik u: “In de naam van Jezus: gebruik uw voeten !”
Uit de Handelingen van de Apostelen
In die dagen gingen Petrus en Johannes eens naar de tempel
op het uur van gebed, het negende uur.
Daar was een man die vanaf zijn geboorte lam was
en iedere dag naar de tempelpoort gedragen werd
die de Schone genoemd wordt :
om daar neergezeten aalmoezen te vragen
aan de mensen die de tempel binnengingen.
Toen hij Petrus en Johannes zag
die juist de tempel wilden binnengaan
vroeg hij om een aalmoes.
Petrus, evenals Johannes zag hem strak aan en zei :
“Kijk ons eens aan.”
Hij richtte zijn blik op hen
in de verwachting iets van hen te krijgen.
Doch Petrus sprak :
“Zllver of goud heb ik niet
maar wat ik heb geef ik u.
“In de naam van Jezus Christus de Nazoreeër :
gebruik uw voeten !”
Hij pakte hem bij zijn rechterhand
en hielp hem overeind.
Op hetzelfde ogenblik kwam er kracht in zijn voeten en enkels,
met een sprong stond hij overeind,
begon te lopen
en ging lopend en springend met hen de tempel binnen
terwijl hij God verheerlijkte.
Heel het volk zag dat hij liep en God verheerlijkte.
Zij herkenden hem als de man
die altijd bij de Schone poort van de tempel zat te bedelen
en zij waren buiten zichzelf van verbazing
over hetgeen met hem gebeurd was.
TUSSENZANG Ps. 105(104), 1-2, 3-4, 6-7, 8-9
Vergeet nooit de wonderen die de Heer deed.
of : Alleluia. (Ps. 32, 5b)
Verheerlijkt de Heer en aanbidt zijn Naam,
verkondigt de volken zijn daden.
Bezingt Hem en tokkelt de snaren voor Hem,
verhaalt al zijn wondere werken.
Gaat groot op de heilige Naam van de Heer,
verheugt u, gij die Hem aanhangt.
Verlaat u op Hem, op zijn machtige arm,
blijft altijd zijn Aanschijn zoeken.
Gij, kroost van zijn dienaar Abraham,
gij zonen van Jakob, zijn welbeminde.
De Heer, Hij is onze enige God,
wat Hij beslist geldt voor heel de aarde.
Voor eeuwig blijft zijn verbond van kracht,
wat Hij beloofd heeft voor duizend geslachten.
De bond die Hij vroeger met Abraham sloot,
de eed die Hij Isaäk eens heeft gezworen.
ALLELUIA Ps. 118(117), 24
Alleluia.Lc.
Dit is de dag, die de Heer heeft gemaakt,
wij zullen hem vieren in blijdschap.
Alleluia.
SEQUENTIE (vert. J.W. Schulte Nordholt)
Laat ons ‘t Lam van Pasen loven,
‘t Lam Gods met offers eren.
Ja het Lam redt de schapen,
Christus brengt door zijn onschuld
ons arme zondaren tot de Vadert.
Dood en leven, o wonder,
moeten strijden tesamen.
Die stierf, Hij leeft, Hij is onze Koning.
Zeg het ons, Maria,
wat is ‘t dat gij gezien hebt ?
Het graf van Christus dat leeg was,
de glorie van Hem die opgestaan is,
eng’len als getuigen,
de zweetdoek en het doodskleed.
Mijn hoop, mij Christus in leven !
Zie Hij gaat u voor naar Galilea.
Waarlijk Christus is verrezen : stond op uit de doden.
O Koning, onze Held, geef ons vrede. Alleluia.
EVANGELIE Lc. 24, 13-35
Zij herkenden Hem aan het breken van het brood.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Lucas
Op de eerste dag van de week
waren er twee leerlingen van Jezus op weg naar een dorp
dat Emmaüs heette
en dat zestig stadiën van Jeruzalem lag.
Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen.
Terwijl zij zo aan het praten waren
en van gedachten wisselden,
kwam Jezus zelf op hen toe
en Hij liep met hen mee.
Maar hun ogen werden verhinderd hem te herkennen.
Hij vroeg hun :
“Wat is dat voor een gesprek
dat gij onderweg met elkaar voert ?”
Met een bedrukt gezicht bleven ze staan.
Een van hen, die Kléopas heette nam het woord en sprak tot Hem :
“Zijt gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem,
dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is ?”
Hij vroeg hun :
“Wat dan ?”
Ze antwoordden Hem :
“Dat met Jezus de Nazarener,
een man die profeet was,
machtig in daad en woord
in het oog van God en van heel het volk ;
hoe onze hogepriesters en overheidspersonen
Hem hebben overgeleverd
om Hem ter dood te laten veroordelen
en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen.
En wij leefden in de hoop
dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen !
“Maar met dit al is het reeds de derde dag
sinds die dingen gebeurd zijn.
“Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden
ons in de war gebracht ;
ze waren in de vroegte naar het graf geweest
maar hadden zijn lichaam niet gevonden
en ze kwamen zeggen
dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad,
die verklaarden dat Hij weer leefde.
“Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan
en zij bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden,
maar Hem zagen ze niet.”
Nu sprak Hij tot hen :
“O onverstandigen,
die zo traag van hart zijt
in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben !
“Moest de Messias dat alles niet lijden
om in zijn glorie binnen te gaan ?”
Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten
wat in al de Schriften op Hem betrekking had.
Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen,
maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan.
Zij drongen bij Hem aan :
“Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.”
Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven.
Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij brood,
sprak de zegen uit,
brak het en reikte het hun toe.
Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem,
maar Hij verdween uit hun gezicht.
Toen zeiden ze tot elkaar :
“Brandde ons hart niet in ons,
zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot ?”
Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug.
Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen.
Dezen verklaarden :
“De Heer is werkelijk verrezen,
Hij is aan Simon verschenen.”
En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was
en hoe Hij door hen herkend werd
aan het breken van het brood.
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.