Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Overweging
Het verhaal over de onthoofding van Johannes wordt door Marcus als een flash back ingelast, in het deel van het evangelie waarin de vraag gesteld wordt naar de identiteit van Jezus. Cf. v. 16: ‘Neen, het is Johannes, die ik onthoofd heb, die verrezen is’. De gelijkenis tussen Jezus en Johannes wordt nog uitgebreid naar Jeremia, in de eerste lezing. Zo wordt duidelijk dat Jezus in de grote profetische traditie staat.
EERSTE LEZING Jer. 1, 17-19
Zeg tot het volk alles wat Ik u opdraag.
Laat u door hen niet afschrikken.
Uit de Profeet Jeremia
In die dagen kwam het woord van de Heer tot mij :
“Omgord uw lenden ;
sta op en zeg tot het volk
alles wat Ik u opdraag.
“Laat u door hen niet afschrikken ;
anders jaag Ik u voor hun ogen de schrik op het lijf.
“Ikzelf maak u heden
tot een versterkte stad,
een ijzeren zuil,
een koperen muur
tegenover het hele land,
voor de koningen en edelen van Juda,
de priesters en de burgers van het land.
“Zij zullen u bestrijden, maar niets tegen u vermogen.
“Want Ik ben bij u om u te redden.”
Zo spreekt de Heer.
TUSSENZANG Ps. 71(70), 1-2, 3-4a, 5-6ab, 15ab en 17
Ik zal uw rechtvaardigheid prijzen.
Tot U, Heer, neem ik mijn toevlucht,
stel mij toch nimmer teleur.
Gij zijt rechtvaardig, red en bevrijd mij,
luister en kom mij te hulp.
Wees mij een vluchtoord, een veilige plaats ;
mijn rots en mijn burcht zijt Gij altijd geweest.
Bevrijd mij, mijn God, uit de handen der zondaars,
de vuist die mij wreed omklemt.
Want Gij, mijn God, Gij zijt mijn verwachting,
mijn hoop zijt Gij, Heer, sinds mijn vroegste jeugd.
Vanaf de moederschoot steun ik op U,
Gij waart mijn beschermer sinds mijn geboorte,
op U heb ik altijd vertrouwd.
Ik zal uw rechtvaardigheid prijzen,
uw bijstand de hele dag.
Van jongsaf heb ik het ondervonden,
en nu nog prijs ik uw daden.
ALLELUIA Mt. 5, 10
Alleluia.
Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid,
want hun behoort het Rijk der hemelen.
Alleluia.
EVANGELIE Mc. 6, 17-29
Ik wil dat u mij op staande voet op een schotel
het hoofd van Johannes de Doper geeft.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Marcus
In die tijd had Herodes Johannes laten grijpen
en in de gevangenis in boeien geslagen omwille van Herodias,
de vrouw van zijn broer Filippus,
want hij had haar tot vrouw genomen.
Johannes had immers tot Herodes gezegd :
“Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.”
Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem doden,
maar zij kreeg geen kans
want Herodes had ontzag voor Johannes.
Hij wist dat hij een rechtschapen en heilig man was
en nam hem in bescherming.
Telkens wanneer hij hem gehoord had verkeerde hij in tweestrijd
maar toch luisterde hij graag naar hem.
Er kwam echter een gunstige dag,
toen Herodes bij zijn verjaardag
een maaltijd aanrichtte voor zijn hoogwaardigheidsbekleders,
zijn hoofdofficieren en de vooraanstaanden van Galilea.
De dochter van Herodias trad op met een dans
en zij beviel aan Herodes en zijn tafelgenoten.
De koning zei tot het meisje :
“Vraag me wat je wilt en ik zal het je geven.”
En hij bevestigde haar met een eed :
“Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven.”
al is het de helft van mijn koninkrijk.”
Zij ging naar buiten en vroeg aan haar moeder :
“Wat zou ik vragen?”
Deze antwoordde :
“Het hoofd van Johannes de Doper.”
Zij haastte zich naar binnen, naar de koning
en zei hem haar verlangen :
“Ik wil
dat u mij op staande voet
op een schotel
het hoofd van Johannes de Doper geeft.”
Dit deed de koning leed,
maar om zijn eed gestand te doen en ook wegens zijn tafelgenoten
wilde hij haar niet afwijzen.
Terstond stuurde de koning dus een lijfwacht
en gelastte hem het hoofd van Johannes te brengen.
De man ging en onthoofdde hem in de gevangenis.
Hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje ;
het meisje gaf het weer aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen er van gehoord hadden
kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.