Inleiding
Gevolg gevend aan de exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Overweging
De twee maal herhaalde smeekbede erbarm u en ontferm u, typeren het gebed in Jezus Sirach als een klaaggebed, een gebed om hereniging van het overal verspreide volk. We lezen over vijanden, over toorn, maar dan komen we aan vers 5: Laten zij U kennen zoals ook wij U kennen. Dat moeten de apostelen nog leren. Zij zijn vooral bezig met de eigen positie, met de plaats die voor hen is weggelegd. Voor hen is het beeld dat zij hebben van de Messias immers nog dat van een glorierijke overwinnaar, van een triomfantelijke bevrijder. Voor Jezus is de weg die Hij zal moeten gaan echter de weg van de dienstbaarheid: Hij is de nederige Dienaar van allen. Wie is Jezus voor mij? Hoe inspireert zijn voorbeeld mij om eveneens dienstbaar te zijn ?
EERSTE LEZING 1 Petr. 1, 18-25
Gij zijt verlost door het kostbaar bloed van Christus,
het lam zonder vlek of gebrek.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Petrus
Broeders en zusters,
Gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen
zoals goud en zilver zijt verlost uit het zinloze bestaan
dat gij van uw vaderen had geërfd.
Gij zijt verlost door het kostbaar bloed van Christus,
het lam zonder vlek of gebrek,
dat uitverkoren was vóór de grondlegging der wereld
maar eerst op het einde der tijden is verschenen
om uwentwil.
Door Hem gelooft gij in God,
die Hem van de doden heeft opgewekt
en Hem de heerlijkheid gegeven heeft ;
daarom is uw geloof in God tevens hoop op God.
Nu gij uw ziel gerteinigd hebt
dopor de waarheid gehoorzaam te aanvaarden
moet gij elkander beminnen met oprechte broederliefde,
met hart en vurigheid,
als mensen die opnieuw geboren zijn,
niet uit een vergankelijk zaad,
maar door het onvergankelijke woord
van de levende en eeuwige God.
Want alle vlees is als gras
en heel zijn luister als een veldbloem.
Het gras verdort,
de bloem valt af
maar het woord des Heren blijft in eeuwigheid.
En dit woord is de boodschap
die u in het evangelie is verkondigd.
TUSSENZANG Ps. 147, 12-13, 14-15, 19-20
Loof nu de Heer, Jeruzalem !
of : Alleluia.
Loof nu de Heer, Jeruzalem,
Sion, verheerlijk uw God !
Want Hij heeft uw poorten stevig gegrendeld,
uw zonen gezegend binnen uw muur.
Hij laat u in vrede uw akkers bebouwen
en voedt u met tarwebloem.
Hij zendt zijn bevel uit over de aarde
en haastig rept zich zijn woord.
Hij is het die Jakob zijn woord heeft gezonden,
zijn wet en geboden voor Israël.
Nooit was er een volk dat Hij zo heeft behandeld,
geen ander maakt Hij zijn wegen bekend.
ALLELUIA cf. Ef. 1, 17-18
Alleluia.
De God van onze Heer Jezus Christus
moge ons innerlijk oog verlichten,
om te zien, hoe groot de hoop is
waartoe Hij ons roept.
Alleluia.
EVANGELIE Mc. 10, 32-45
Wij gaan nu naar Jeruzalem
waar de Mensenzoon zal worden overgeleverd.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Marcus
In die tijd trokken de leerlingen voort, op weg naar Jeruzalem
en Jezus ging voor hen uit ;
zij waren ontdaan
en ook die Hem volgden waren bevreesd.
Hij nam opnieuw de twaalf terzijde
en begon hun te spreken over wat Hem zou overkomen :
“Wij gaan nu naar Jeruzalem
waar de Mensenzoon
aan de hogepriesters en schriftgeleerden zal worden overgeleverd.
“Zij zullen Hem ter dood veroordelen
en aan de heidenen overleveren ;
ze zullen Hem bespotten en bespuwen,
Hem geselen en doden,
maar drie dagen later zal Hij verrijzen.”
Toen kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs,
naar hem toe en zeiden :
“Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.”
Hij antwoordde hun :
“Wt wilt ge dan dat Ik voor u doe ?”
Zij zeiden Hem :
“Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter-
en de ander aan uw linkerhand moge zitten.”
Maar Jezus zei hun :
“Ge weet niet wat ge vraagt.
“Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink
en met het doopsel gedoopt te worden
waarmee Ik gedoopt word ?”
Zij antwoordden Hem :
“Ja, dat kunnen wij.”
“Inderdaad,
– gaf Jezus toe –
de beker die Ik drink zult gij drinken,en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word
zult gij gedoopt worden ;
maar het is niet aan Mij
u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgen
voor wie dit is bereid.”
Toe de tien anderen dit hoorden
werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen :
“Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden
hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
“Dit mag bij ú niet het geval zijn ;
wie onder u groot wil worden
moet dienaar van u zijn,
en wie onder u de eerste wil zijn
moet de slaaf van allen zijn,
want ook de Mensenzoon
is niet gekomen om gediend te worden,
maar om te dienen
en om zijn leven te geven als losprijs voor velen.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de weekdagen.