[Edit]
Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
Indien U door omstandigheden niet in staat bent geweest om Eucharistie te vieren, dan kunt U op deze site altijd de Overweging, de Eerste Lezing en het Evangelie nalezen. Dagelijks ter beschikking vanaf 7 uur in de morgen.
OVERWEGING
Het “Welnu” in de redevoering van Mozes onderstelt gans de voorgeschiedenis van Israël waarnaar nog even verwezen wordt: unieke uitverkiezing en bevrijding van Egypte. De conclusie is duidelijk: gehoorzaamt aan God en blijf trouw aan zijn geboden. Merkwaardig is ook dat de besnijdenis als merkteken van toebehoren aan God, hier tevens spiritueel geduld wordt: besnijdenis van het hart. Dit zal een grote weerslag hebben in het Nieuwe Testament: “onbesnedenen van hart en oren”, lezen we in de Handelingen (7,51).
EERSTE LEZING Deut. 10, 12-22
Gij moet de vreemdeling uw liefde bewijzen,
want zelf zijt gij vreemdelingen geweest in Egypte.
Mozes sprak tot het volk:
“Welnu dan Israël: wat verlangt de HEER anders van u
dan dat gij Hem vreest en zijn wegen gaat,
dat gij Hem bemint en dient
met heel uw hart en heel uw ziel,
dat gij de geboden van de HEER onderhoudt
en de voorschriften die ik u heden geef?
Dan zult gij gelukkig zijn.
Zie, aan de HEER uw God behoren de hemel,
de hemel der hemelen en de aarde met al wat erop is.
Maar alleen met uw vaderen heeft de HEER zich verbonden,
omdat Hij hen liefhad,
en uit alle volken heeft Hij u, hun nakomelingen, uitverkoren.
Zo is het heden.
Besnijd dan de voorhuid van uw hart
en blijf niet langer hardnekkig.
De HEER uw God is de god der goden
en de heer der heren, de grootste, de machtigste,
de verhevenste god, die niemand naar de ogen ziet
en die zich niet laat omkopen;
die recht doet aan weduwen en wezen,
en die aan vreemdelingen zijn liefde bewijst
door hun voedsel en kleding te schenken.
Ook gij moet de vreemdeling uw liefde bewijzen,
want zelf zijt gij vreemdelingen geweest in Egypte.
De HEER uw God zult gij vrezen, Hem vereren,
Hem aanhangen en bij zijn naam uw eden afleggen.
Hem moet gij loven, die voor u in Egypte zulke grote,
indrukwekkende dingen heeft gedaan,
zoals gij met eigen ogen hebt gezien.
Met zeventig man zijn uw vaderen naar Egypte getrokken
en nu heeft de HEER uw God u even talrijk gemaakt
als de sterren aan de hemel.”
TUSSENZANG Ps. 147, 12-13, 14-15, 19-20
Loof de Heer, Jeruzalem !
Alleluia.
Loof de Heer, Jeruzalem,
Sion, verheerlijk uw God !
Want Hij heeft uw poorten stevig gegrendeld,
uw zonen gezegend binnen uw muur.
Hij laat u in vrede uw akkers bebouwen
en voedt u met tarwebloem.
Hij zendt zijn bevel uit over de aarde
en haastig rept zich zijn woord.
Hij is het die Jakob zijn woord heeft gezonden,
zijn wet en geboden voor Israël.
Nooit was er een volk dat Hij zo heeft behandeld,
geen ander maakt Hij zijn wegen bekend.
ALLELUIA cf. Hand. 16, 14b
Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Heer,
en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon.
Alleluia.
EVANGELIE Mt. 17, 22-27
Zij zullen de Mensenzoon doden,
maar op de derde dag zal Hij verrijzen.
Terwijl zij nog in Galilea bijeen waren
sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“De Mensenzoon
zal worden overgeleverd in de handen der mensen,
en ze zullen Hem doden,
maar op de derde dag zal Hij verrijzen.”
Zij werden zeer bedroefd.
Toen zij in Kafarnaüm waren aangekomen
kwamen de inners van de tempelbelasting
op Petrus af en zeiden:
“Betaalt uw Meester de didrachmen niet?”
Hij antwoordde:
“Welzeker!”
Maar toen Petrus het huis binnenging
voorkwam Jezus hem met de woorden:
“Wat dunkt u, Simon?
Van wie heffen de aardse vorsten tol of belasting,
van hun kinderen of van vreemden?”
En toen hij antwoordde: “Van vreemden”, zei Jezus tot hem:
“Dus de kinderen zijn vrij.
Maar toch, om hun geen aanstoot te geven:
ga naar het meer,
werp uw haak uit en grijp de eerste vis die boven komt;
maak zijn bek open en gij zult een stater vinden;
betaal daarmee voor Mij en voor u.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.