Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
OVERWEGING
Op het eerste gezicht weten we dat het bij een biologische dood niet mogelijk is om terug levend te worden. Maar wanneer we beseffen dat er een liefde is die sterker is dan de dood is er wel troost mogelijk. Het evangelie wil ons vandaag sterken in het besef dat er situaties zijn die meer dood dan leven in zich dragen. Zodanig zelfs, dat wij geneigd zijn om ons erbij neer te leggen. Uitgerekend dan roept Jezus ons op om recht te gaan staan, om een nieuw begin te maken, om voor het leven te kiezen en daar alle gevolgen van te dragen. Als wij hiervoor openstaan, kunnen wij dan op een andere manier kijken naar de evolutie in ons kerkelijk landschap?
EERSTE LEZING I Tim. 3, 1-13
Een leider in de gemeente moet onberispelijk zijn.
Diakens moeten trouw zijn aan het geheim van het geloof
met een zuiver geweten.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan Timoteüs
Dierbare,
Dit woord is betrouwbaar:
streeft iemand naar het leidersambt,
dan begeert hij een voortreffelijke taak.
Een leider in de gemeente moet onberispelijk zijn,
de man van één vrouw,
matig, verstandig, beschaafd,
gastvrij, bekwaam om te onderwijzen,
niet aan de wijn verslaafd,
niet opvliegend maar inschikkelijk,
niet strijdlustig, niet geldzuchtig,
iemand die zijn eigen huis goed bestuurt
en met ernst en waardigheid gezag oefent over zijn kinderen.
Als iemand zijn eigen huisgezin niet weet te besturen,
hoe zal hij dan zorg kunnen dragen voor de gemeente Gods?
Hij mag geen pas bekeerde zijn, opdat hij niet verwaand wordt
en hem het vonnis van de duivel treft.
Hij moet ook goed aangeschreven staan bij hen
die niet tot de gemeente behoren;
anders komt hij in opspraak
en valt misschien in de strikken van de duivel.
Evenzo moeten de diakens mannen van eer zijn,
mannen van hun woord,
niet aan de wijn verslaafd of belust op winstbejag,
trouw aan het geheim van het geloof met een zuiver geweten.
Ook zij moeten eerst een onderzoek ondergaan;
daarna kunnen zij, als er geen klachten zijn hun dienst vervullen.
Eveneens moeten hun vrouwen eerzaam zijn,
geen kwaadspreeksters,
matig en in alle opzichten betrouwbaar.
Diakens moeten mannen van één vrouw zijn
en hun kinderen en hun huisgezin goed weten te leiden.
Zij die hun dienst goed vervullen
verwerven zich een eervolle rang en een grote openheid,
gebaseerd op het geloof in Christus Jezus.
TUSSENZANG Ps. 101(100), 1-2ab, 2cd-3ab, 5, 6
Ik volg steeds de weg van de onschuld.
Van goedheid en recht wil ik zingen,
U loven, o Heer.
Ik volg steeds de weg van de onschuld :
kom mij tegemoet !
Met zuiver hart wil ik leven
ook binnen mijn huis.
Ik zal geen plannen beramen
in strijd met het recht.
Wie steeds zijn naaste belastert
hem snoer ik de mond;
wie trots en hooghartig rondloopt,
ik wil hem niet zien.
Ik zoek in het land de getrouwen
om bij mij te zijn:
die onberispelijk leven,
die neem ik in dienst.
ALLELUIA cf. Lc. 8, 15
Alleluia.
Zalig zij die het woord Gods dat zij hoorden,
in een goed en edel hart bewaren
en vrucht voortbrengen door hun standvastigheid.
Alleluia.
EVANGELIE Lc. 7, 11-17
Jongeling, Ik zeg je : sta op!
.
In die tijd begaf Jezus zich naar een stad die Naïn heette;
zijn leerlingen en een grote groep mensen gingen met Hem mee.
Hij was juist in de nabijheid van de stadspoort gekomen,
toen daar een dode werd uitgedragen,
de enige zoon van zijn moeder
die weduwe was.
Een groot aantal mensen uit de stad vergezelde haar.
Toen de Heer haar zag
gevoelde Hij medelijden met haar en sprak:
“Schrei maar niet.”
Daarop trad Hij op de lijkbaar toe en raakte die aan.
De dragers bleven staan en Hij sprak:
“Jongeling, Ik zeg je: sta op!”
De dode kwam overeind zitten en begon te spreken
en Jezus gaf hem aan zijn moeder terug.
Allen werden door ontzag bevangen
en zij verheerlijkten God en zeiden:
“Een groot profeet is onder ons opgestaan”, en:
“God heeft genadig neergezien op zijn volk.”
En dit verhaal over Hem deed de ronde
door heel het Joodse land en de wijde omtrek.
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, ©Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.
Overwegingen uit Liturgische suggesties voor de zondagen.