Inleiding
Gevolg gevend aan de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium van Paus Franciscus, wil deze inleiding U deelgenoot maken aan de vreugde van het evangelie. Iedereen, niemand uitgezonderd, kan die vreugde ervaren door zijn hart open te stellen voor de genezende werking van Gods woord.
Het evangelie is eerst en vooral een uitnodiging om een antwoord te geven aan God die ons liefheeft en redt, door Hem te erkennen in de ander en door uit onszelf te treden om het goede te zoeken voor allen. Het evangelie reikt die eenheid en volheid van het menselijk leven aan, die de beste remedie is tegen alle vormen van kwaad.
Langs deze elektronische weg wordt U uitgenodigd om dagelijks het evangelie te lezen en even na te denken over de betekenis voor uw leven. Het is vanaf 8 uur ‘s morgens steeds ter beschikking.
OVERWEGING
Oktober in het jaar 520. Niemand blijkt zich nog de eerste tempel te herinneren. Vaagweg leeft bij de oudsten nog het beeld van de grootste tempel van Salomo. Een aantal ballingen zijn begonnen aan de heropbouw, maar algauw slaat de ontmoediging toe: er is nog zoveel werk aan Gods woning! En dan spreekt God: Hij die zich getoond heeft als bevrijder bij de uittocht zal zijn volk niet in de steek laten. Er moet in de toekomst gekeken worden. Het beeld van eertijds moet losgelaten worden. het is alsof God ook vandaag zijn ontmoedigde kerkopbouwers moed inspreekt, en hen zegt: overstijg uw heimwee naar de Kerk van gisteren, en vat moed: bouw aan de Kerk van de komende eeuwen!
EERSTE LEZING Haggaï 1,15b; 2,1-9
Nog een korte tijd, en dan vervul Ik dit huis met heerlijkheid.
.
In het tweede jaar van koning Daríus,
in de zevende maand, op de een en twintigste dag,
werd het woord van de HEER
aan de profeet Haggaï toevertrouwd:
“Zeg aan Zerúbbabel, de zoon van Káltiël,
de landvoogd van Juda,
en aan de hogepriester Józua, de zoon van Jehósadak,
en aan de rest van het volk het volgende:
Is er onder u nog iemand overgebleven,
die dit huis gezien heeft
in zijn vroegere heerlijkheid?
En wat ziet gij nu?
Is er voor u nog iets aan te zien?
Niettemin, houd goede moed, Zerúbbabel;
– zo luidt de godsspraak van de HEER –
houd goede moed, gij hogepriester Jozua, zoon van Jehosadak;
houdt goede moed, gij allen die het land bewoont
– zo luidt de godsspraak van de HEER –.
Gaat aan het werk! Ik ben met u!
Zo luidt de godsspraak van de HEER der hemelse machten.
Ik houd Mij aan de belofte, die Ik gedaan heb,
toen gij uit Egypte zijt weggetrokken.
Mijn geest blijft in uw midden, weest niet bevreesd.
Zo spreekt de HEER van de hemelse machten:
Nog een korte tijd, een zeer korte tijd,
en Ik breng de hemel en de aarde,
de zee en het land in beroering;
alle volken breng Ik in beroering:
dan komen alle volken met hun schatten hierheen
en dan vervul Ik dit huis met heerlijkheid,
zegt de HEER van de hemelse machten.
Aan Mij behoort het zilver,
aan Mij behoort het goud,
zo luidt de godsspraak van de HEER van de hemelse machten.
De heerlijkheid van dit tweede huis
zal groter zijn dan die van het eerste,
zegt de HEER van de hemelse machten.
En dit is de plaats waar Ik vrede zal geven,
zo luidt de godsspraak van de HEER van de hemelse machten.”
TUSSENZANG Ps. 43(42), 1, 2, 3, 4
Vertrouw op God, eens zal ik Hem weer loven,
mijn Redder en mijn God.
God, schaf mij recht,
kom voor mij op bij dit onheilig volk,
bevrijd mij van de man vol valsheid en bedrog.
Gij zijt mijn kracht, waarom verstoot Gij mij?
waarom loop ik dan treurig rond,
door vijanden gekweld?
Zend mij uw licht, uw steun om mij te leiden,
om mij te voeren naar uw berg en in uw tent.
Dan ga ik naar uw altaar, God die blijdschap geeft,
en looft U bij de citer, God, mijn God.
ALLELUIA cf. Hand. 16, 14b
Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Heer,
en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon.
Alleluia.
EVANGELIE Lc. 9, 18-22
Gij zijt de Gezalfde van God.
De Mensenzoon moet veel lijden.
.
Toen Jezus eens alleen aan het bidden was
en zijn leerlingen bij Hem kwamen,
stelde Hij hun de vraag:
“Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?”
Zij antwoordden:
“Johannes de Doper;
anderen zeggen: Elia;
en weer anderen: een van de oude profeten is opgestaan.”
Hierop zei Hij tot hen:
“Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”
Nu antwoordde Petrus:
“De Gezalfde van God.”
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk dit aan iemand te zeggen.
“De Mensenzoon
– zo sprak Hij –
moet veel lijden
en door de oudsten,
hogepriesters en schriftgeleerden verworpen worden,
maar na ter dood te zijn gebracht
zal Hij op de derde dag verrijzen.”
De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.